Gistermiddag besloten we even naar de stad te gaan. Mondkapjes netjes mee, en mijn moeder in haar mooie nieuwe booster, zodat ook zij weer uit de voeten kan!
Wij zouden met zijn drieën op de fiets gaan. Nu had mijn fiets een langzaam leeg lopende band, nadat die gerepareerd werd door de niet-zo-denderende fietswinkel in het winkelcentrum hier, maar doorgaans ging dat toch prima met van te voren nog even stevig oppompen.
Ben pompte de band op en we gingen! Maar al na een paar honderd meter voelde ik het: hij was nu echt, echt lek. We keken elkaar eens aan: wat nu? Uiteindelijk besloten we maar terug te lopen en de auto te pakken. Mijn moeder was intussen al halverwege naar de stad geboosterd, dus we zouden haar nu snel achterna moeten rijden. Ben gaf me zijn fiets, zodat hij kon rennen naast de mijne, ik stapte op en fietste al kontje draaiend (Ben is 1,90 meter, ik 1,67 ;-)) terug naar huis.
Totdat ik bij de bocht kwam. Ik probeerde te remmen, maar ai! Waar zaten die remmen nou? Uit alle macht zocht ik, maar nergens waren de remmen te bekennen. Gauw keek ik om me heen. Voor me was een meneer, die gelukkig zag dat ik in de problemen zat. Ik kon niet de bocht in de weg op draaien, want er was een auto. Dus was er maar één weg: de stoep op en de berm in. Ik tilde het stuur omhoog en reed het gras in, waardoor ik direct afremde en af kon stappen.
Zonder kleerscheuren kwam ik van de fiets af, maar toen Ben zijn fiets van me overnam zag hij direct dat er nu twéé lekke banden in de familie waren. De achterband had ik natuurlijk níet kunnen optillen, dus die was op de stoeprand lek gegaan.
Grumbel.
We liepen snel naar huis, Ben haalde de wielen uit de respectievelijke fietsen en deed die in de achterbak van de auto, en we reden naar de parkeergarage onder theater de Vest.
Daar vlakbij zit een aardig klein fietsenmakertje (als in, een fietsenmaker met een kleine winkel, de beste meneer zelf heeft een heel normale maat hoor), en daar liep ik eerst naar binnen.
Een band plakken kon wel, maar hij had nog maar één binnenband in voorraad, jammer genoeg. Ik besloot direct dat Ben's fiets belangrijker was, dus dat wiel bleef achter, en mijn band bleef rustig lek in de achterbak.
Het was gezellig, in de stad. Mijn moeder en ik gingen samen smoothies halen bij Kropsla en namen er twee mee voor de rest. We liepen net terug richting de Langestraat toen ze plots per ongeluk met haar nieuwe booster over mijn voet reed.
"Ho!" riep ik, maar helaas.... als je probeert de rem in te knijpen in zo'n booster, is dat blijkbaar juist het gas... dus ze schoot vooruit, en ik belandde in een onzachte en waarschijnlijk niet bijster elegante aanraking met de bakstenen.
Oeps.
Gelukkig kan ik best goed tegen vallen (let op, mét spatie tussen die laatste twee woorden ;-)), dus ik was okee, hoewel mijn arme moeder wel geschrokken was.
Ondanks de avonturen was het een fijne middag in de stad.
In de avond ging ik, zoals vaak, nog een stukje lopen langs de Kanaaldijk. Op een gegeven moment kwam er me een meisje tegemoet fietsen van een jaar of 15/16, haar haar in een rommelige knot. Niets bijzonders, totdat ik opeens een zachte stem achter me hoorde.
"Mevrouw, mag ik iets vragen?"
Ik draaide me om en zag het meisje met haar fiets.
"Natuurlijk."
"Zou ik misschien even mogen bellen met uw telefoon?"
Nu was dat natuurlijk een beetje een spannende vraag. Je weet gewoon niet wie er wel, en wie er niet te vertrouwen is. Maar ik had een goed gevoel bij haar, ze leek me oprecht. Dus ik gaf haar mijn telefoon, terwijl ik dichtbij haar fiets bleef staan om die eventueel vast te kunnen pakken als ze er wél in ene vandoor zou willen gaan. Maar nee: ze belde haar vader.
“Pap, kun jij misschien dit kind, of dit kind, of dit kind, of dit kind, of dit of dit of dit bellen, dat ik bij de vlotbrug ben?”
Het verhaal bleek, dat ze naar een feestje ging, maar haar telefoon was leeg (tieners! Wat is het met tieners en het onvermogen te beseffen dat telefoons opgeladen dienen te worden?), en toen ze had gebeld hadden de vrienden niet opgenomen, waarna haar telefoon leeg was gebleken.
Nadat ze even met haar vader had gepraat vroeg ze me of ik nog even wilde wachten terwijl hij een van de genoemde kinderen belde. Ja hoor, dat wilde ik best. Ik had geen haast.
We stonden samen even over niets te praten terwijl de laatste stralen licht aan de horizon verdwenen. Ik vroeg haar nog of ze het adres van het feestje niet wist.
"Nou, het is ergens in een wijkje in Koedijk."
Ik keek haar even aan.
"Ik denk niet dat Google maps dát kan vinden."
Toen ging mijn telefoon weer. De vader had iemand bereikt en die kwam spoedig naar de vlotbrug. Opgelost!
We zeiden elkaar gedag en ik liep door, terwijl zij ging wachten op de brug.
Ze had haar haren los gedaan, toen ik langsliep, en ze wuifde nog even gedag vanaf haar plaatsje op de vlotbrug.
Ja ik was echt geschrokken, maar toen weer bijgekomen hebben we het heel gezellig gehad.En ‘s avonds en hele lieve goeie daad verricht.
BeantwoordenVerwijderenJa tuurlijk ik was echt geschrokken, maar eenmaal weer bijgekomen hebben we het heel gezellig gehad. En ‘s avonds heb je ook nog een goeie daad verricht.
BeantwoordenVerwijderen