Misschien vind je het leuk het te lezen :)
Draait
de wereld door? Love makes the world go ‘round.
Het
is nu zeven dagen geleden dat ik mijn lichaam, opengescheurd door de
kogels, zag liggen in een van de kleine straatjes van Kabul. Zeven
dagen geleden om twee voor drie ‘s middags stond ik naast een jeep,
vol angst, vol van een enorm gevoel van machteloosheid. Mijn
verwarring was zo groot dat ik me afvroeg waarom het opeens zo warm
werd in mijn broek totdat ik me besefte dat ik in mijn broek stond te
plassen.
Het
was mijn laatste gedachte als mens. “Ik sta midden op straat in
mijn broek te plassen!”. En ondanks alles was ik vol van schaamte,
een gêne zo vergroeid met je mens-zijn dat dat dan belangrijker is
dan het acute gevaar waarin je je bevindt.
Het
volgende moment voelde ik een grote zware klap als een hamer die met
alle macht, alleen dan zonder de pijn die ik verwachtte, op mijn
schouder neerkwam. En nog een in mijn buik. En nog een in mijn been.
De laatste klap boorde zich diep in mijn borst.
En
toen voelde ik plotseling helemaal niets meer.
Ik
bevond me opeens ver, ver boven de scène waar ik net nog middenin
zat. En ik keek ernaar terwijl ik er geen onderdeel meer van was. Een
hoop geschreeuw, chaos en angst. Volwassenen en kinderen die
wegrenden en zich verschuilden achter kapotgeschoten auto’s en lage
muurtjes, achter bomen die te iel waren om echt bescherming te
bieden, en achter elkaar.
En
mijn lichaam. Mijn jonge lichaam, dood op straat.
Ik
weet nog goed hoe ik als kind in de kerk zat te luisteren naar de
dominee. Een dominee die ik een zeer, zeer enge en gevaarlijke man
vond. Dat bleek later ook wel waar toen uitkwam wat hij met de
jongetjes had gedaan die naar die extra bijbelles mochten komen op
zondagmiddag. Overigens bleek toen ook, vooral door het uitblijven
van enige repercussie anders dan het niet meer mogen prediken in onze
parochie, hoe eng en gevaarlijk die bewuste kerk was.
Ik
was als kind heel bang voor God. Als het onweerde lag ik te bibberen
in bed, omdat dat harde geluid, onuitgelegd door ouders niet
gehinderd door enig begrip voor een kind, vast betekende dat Hij
eraan kwam! Om te oordelen over de levenden en de doden! En ik was
slecht, in en in slecht omdat mijn ouders door de erfzonde slecht
waren en hun ouders voor hen ook. Dus ik was ook slecht geboren. Ik
wist wel waar ik naartoe zou gaan op de dag dat Hij zou komen
oordelen. De hel.
Jaren
later, als intelligente puber, begon ik in te zien dat de wereld niet
zo’n enge plaats was als ik tot dan toe had gedacht, en ik keek op
een andere manier naar de hemel. Een prachtige hemel, die grote
expansie van blauw of grijs, van zwart, paars, roze tot haast
zilverachtig, die geen dreiging in zich hield. Ik leerde over de
sterrenstelsels, hield me bezig met ratio en wetenschap.
Langzamerhand groeide in mij de overtuiging dat er helemaal geen God
bestond. Geen duivel bestond. Goed en kwaad, dualiteit, ja,
misschien. Maar dan wel in de mensen en niet in een kracht buiten
hen. En ik raakte er van overtuigd dat “dood” ook echt dood
betekende. Niets dies irae dies illa, geen donder en geen
vreselijkheden, ook geen hemel, geen licht, geen engelen, gewoon
niks. Dood.
Ha.
The joke is on me.... want hier ben ik. Nou ja, “ben” is
misschien niet het goede woord, maar een beter heb ik ook niet. Ik
ben hier en ik kijk naar mijn leven en naar al die dingen waar ik zo
hard over oordeelde. En alle dingen die ik zo liefhad. Waar ik zoveel
passie voor voelde. Waarvan ik vond dat ze de juiste dingen waren.
Ik
begon met schrijven, echt serieus schrijven toen ik op de middelbare
school zat. Ik wist intussen allang dat ik meisjes leuker vond dan
jongens. Nou ja, eigenlijk wist ik dat er echt geen enkele kans was
dat ik ooit met een jongen naar bed zou gaan, behalve als er een
grote poster van Jenifer Aniston op het plafond geplakt zat. In de
streng gelovige gemeente waarin ik gedwongen was te bestaan was het
natuurlijk geen optie om hier eerlijk over te zijn.
Mijn
redding was mijn homoseksuele beste vriend, Bas, die in hetzelfde
schuitje zat. De enige keer dat hij met een meisje op date ging liet
hij zichzelf struikelen over een hoge stoep en verstuikte zo zeer
oprecht zijn enkel. Kun je nagaan hoeveel hij ervoor over had om haar
maar geen afscheidszoen te hoeven geven! Eigenlijk kun je wel stellen
dat wij elkaars redding waren. Omdat wij altijd samen waren hoefden
we allebei geen lastige vragen te beantwoorden over ons liefdesleven.
Allen om ons heen gingen er vanuit dat wij bij elkaar hoorden.
Jarenlang hadden we platonische verkering, kwamen bij elkaar thuis en
kletsten urenlang over op wie we eigenlijk, stiekem, verliefd waren.
Samen
schreven we de schoolkrant. Er zaten natuurlijk nog wel wat
medeleerlingen in het team, maar wij waren de enigen die echt konden
schrijven. We waren voor het eerst enigszins gelukkig.
Toen
kwam de dag dat ik echt verliefd werd. Zo verliefd. Ze heette Rebecca
en ze ontmaagdde me. Mijn ogen gingen open: wat een prachtige wereld
was het met haar aan mijn zijde! Samen konden we de wereld aan!
Natuurlijk
duurde het niet lang voordat we betrapt werden.
Er
werd me een simpele keuze gesteld. Ik koos natuurlijk voor haar,
verliet mijn ouderlijk huis en vond eindelijk de vrijheid die ik zo
lang had gezocht en gewenst. Ik bloeide open als een rozenknop die
jarenlang onder de sneeuw heeft moeten leven en nu zich wentelt in de
eerste warme gouden zonnestralen. Die zon voor mij was Rebecca.
Ik
was zeventien jaar oud en ik ging journalistiek studeren. Dat bleek
een beslissing die mij over de hele wereld zou brengen en mij de
grootste narigheid in de wereld zou laten zien. Het was ook die
beslissing die mij uiteindelijk op mijn drieëndertigste liet
sterven.
Het
blijkt dus nu dat je, als je eenmaal hier bent, als je eenmaal
enigszins hersteld bent van de schok van het zien van je lijf, je
gezicht, het DNA waarvan je dacht dat dat jij was, als je eenmaal
alleen nog maar de essentie bent van jezelf, los van beperkingen, los
van lijf, dat je dan alles kunt zien. Van de eerste beschavingen tot
nu, van de kruistochten tot de oorlog in Afghanistan. En dus schrijf
ik het op. Schrijven is namelijk mijn medium. Altijd al geweest. Op
papier vond ik als jonge tiener, gevangen in een vijandige
gemeenschap waarin ik nooit mocht zijn wie ik was, mijn stem. De stem
die ik niet durfde gebruiken op andere plaatsen. Ik geloofde niet in
mediums maar wel in media: ik hield van papier. Van een krant die
tastbaar is en bestaat en op tafel ligt. Iets anders dan schrijven
kende en kon ik niet.
Zo
zie ik nu, anders dan ik mijn hele leven heb gezien: De Kerk. De
Heilige Katholieke Kerk, de Protestante Kerk in al haar vormen, en
alle andere kerken en heilige gebouwen die een mens kan bedenken en
bouwen.
Al
die kerken onderling vinden van elkaar dat ze het mis hebben. WIJ
hebben gelijk! ZIJ hebben ongelijk! En ik dacht rustig mee: de Kerk
had ongelijk en ik gelijk.
Grappig
genoeg, als je goed naar al die verhalen kijkt en luistert komt er
eigelijk een hele hoop overeen. Over het algemeen is er een
mannelijke God, en meestal ook een vrouwelijke kant van die God.
Sommigen noemen die dan een aparte God, zoals Tara of Parvati,
anderen noemen die kant bijvoorbeeld Maria. Of Moedergodin. In alle
geloven zijn een hele hoop normen en waarden opgenomen. Normen en
waarden die, als je ernaar leeft, ervoor zorgen dat een maatschappij
in zijn geheel werkt en prettig leefbaar is.
Iets
anders hebben deze geloven ook gemeen, en dat is dat ze allemaal,
stuk voor stuk, interpretabel zijn en dus ook soms misbruikt worden
door mensen die alleen hun eigen standpunt erin willen zien. Hele
oorlogen zijn er gevoerd om religie. Zelfs een lange en bloederige
oorlog in Ierland: nota bene tussen Katholieken en Protestanten! Die
geloven zelfs in dezelfde God, in dezelfde Bijbel, hetzelfde Oude en
Nieuwe Testament! Ik snap dat, zelfs nu ik alles kan zien, niet.
Behalve dan dat het volgens mij weinig met geloof te maken heeft,
want voor zover ik weet geldt het gebod “Gij zult niet doden”
voor allebei die partijen. Volgens mij heeft het veeleer met Wij
tegen Zij te maken. WIJ hebben gelijk, ZIJ hebben ongelijk. En ik
deed lustig mee.
Toen
ik een jaar of tien was ging ik mee met een concertreis van ons
schoolkoor. Niet dat ik ook maar enigszins talent had voor zingen, ik
geloof dat ik zelfs een keer perongeluk een hele groep toeristen heb
weggejaagd uit ons dorp omdat ik mijn slaapkamerraam had open laten
staan terwijl ik voor de spiegel, haarborstel in de hand, mee blèrde
met “I will survive!!”. Dat is trouwens nu wel enigzins ironisch
als ik er zo op terugkijk.
Maar
goed, ik was ondanks dat lid geworden van het schoolkoor en we reden
met een grote bus naar Maastricht, waar we een concert zouden geven
in de open lucht. Dit laatste vast bedacht door de leidinghebbenden:
zo hadden we in ieder geval wat publiek, al was het dan misschien
publiek tegen wil en dank.
Terwijl
we op een pleintje stonden te oefenen bleek er soort optocht aan de
gang te zijn, waarbij alle gouden voorwerpen en andere kostbaarheden
van de kerk werden rondgedragen om ze te tonen aan alle mensen die
daar normaal gesproken geen toegang tot hebben.
Ik
vond het vreselijk! Al dat goud en zilver, kostbaarheden die maar
ergens liggen te liggen in een kluis in een kerk. Ik vond meteen dat
het vast veel beter zou zijn om de monetair waardevolle voorwerpen te
verkopen en dat geld aan mensen die minder goed af waren te geven! En
dan alleen de dingen te behouden die een echt spirituele en
Godsdienstige waarde hadden. Zo ging het al vrij jong mis tussen mij
en de kerk.
Wat
ik alleen niet doorhad is dat dat natuurlijk niet de schuld was van
God. Het was namelijk niet God die die dingen droeg, maar de mensen.
Langzaam begin ik me af te vragen of veel van de mensen die ik in de
kerk zag eigenlijk wel in God geloofden, of dat ze misschien veeleer
in het verhaal geloofden. In de Kerk geloofden. In de dominee
geloofden, die op zijn beurt ook weer geloofde in de dominee die hem
had lesgegeven.
Rebecca
was Katholiek en dat ook nog met veel passie. Ze was vaak in de kerk,
voelde zich daar erg prettig. Wel hield ze altijd haar mond bij de
regel in de geloofsbelijdenis “Ik geloof in de heilige Katholieke
kerk”. Dat deed ze namelijk niet, ze geloofde in God! En ze
probeerde te leven volgens wat ze geloofde. Ze omringde zich met die
priesters en paters die echt vanuit God leefden, en die iedereen
accepteerden zoals ze waren. En zij accepteerden haar
homoseksualiteit zonder haar te veroordelen. Oordelen is namelijk
niet aan ons, zeiden zij. Oordelen over anderen is ongelooflijk
makkelijk, maar niet oordelen vele malen waardevoller. De mensen om
je heen accepteren, precies zoals ze zijn, en hoe je zelf ook
geaccepteerd wilt worden is niet alleen een kunst maar ook een
prachtige manier van leven.
Ik
vond haar mooi, zo mooi. Ik hield van haar en ik vond dat ze een
ongelooflijk mooi lijf had en een ongelooflijk mooie binnenkant. Ik
weet wel dat dat laatste er vooral toe deed hoor, en dat vond ik ook
heus het belangrijkste, maar intussen vond ik het ook niet vervelend
dat ze zulke prachtige borsten had, en vooral dat ik aan die borsten
mocht zitten! Dat ik haar mocht strelen en kussen, dat ik haar mocht
beminnen en zij mij. Ze was zo iemand die je meteen graag mag, iemand
die zoveel prettigheid uitstraalt dat je daar alleen maar bij in de
buurt wilt zijn, en dat mocht ik! Jarenlang mocht ik dat. Hoewel ik
er natuurlijk lang niet genoeg was, ik was namelijk altijd op reis,
verslagen makend van de ene gruwelijke gebeurtenis na de andere. Maar
als ik dan thuis kwam was zij er altijd, accepterend, luisterend,
liefhebbend. Ze was het beste dat me ooit is overkomen.
In
april 2001 vierden we feest: het homohuwelijk, waarop we zo lang
hadden gehoopt, werd eindelijk ingevoerd. Eindelijk werden wij als
gelijkwaardig gezien aan de heteroseksuele stellen en hadden wij
dezelfde rechten en plichten. Door het dolle heen waren we! We
trokken een paar dagen nadat de wet was ingevoerd naar een kroeg in
de stad met een hele groep vrienden. Mensen die zich aan haar hadden
verbonden, die naar haar toe trokken als prachtig gekleurde motten
naar een enkele kaars in de nacht.
We
vormden met zijn allen, zoals elke week als we op onze vaste
stapavond samenkwamen, een bont gezelschap. Heterogeen zou je het
kunnen noemen, of heterowel misschien, want evenzovele van onze
vrienden waren heteroseksueel.
Er
waren blanke mensen, zwarte mensen, Aziatische mensen, er waren
Nederlanders, Indiërs, Marokkanen, Turken, mensen van elk geloof dat
je kunt bedenken.
En
al deze mensen hielden van elkaar, respecteerden elkaars mening en
levensvisie, sterker nog, we hadden zeer interessante gesprekken
waarin we ons scherpten aan elkaar. We waren allemaal beter af omdat
we elkaar kenden.
Die
avond, toen we terugliepen naar de trein, werd Rebecca doodgestoken.
Door een groepje jongeren die ons hadden horen praten en die haar
haatten om wie ze was, om alles waar ze voor stond. Ze waren ook door
het dolle heen over datzelfde homohuwelijk, maar dan op een andere
manier. Waar wij respect vierden en saamhorigheid, zagen zij alleen
bedreiging. Zij waren WIJ, wij waren ZIJ. En ZIJ hadden het fout. Dus
moest zij dood.
Ik
stortte me op mijn werk en ik stortte me op mijn haat. Ik haatte de
mensen die in hun bekrompen wereldje leefden. Ik haatte de
kortzichtige mensen die niet verder konden kijken dan hun eigen
straat, hun eigen land, hun eigen sores. Die onverdraagzaam waren.
Die zich niet bekommerden om wie dan ook behalve zichzelf. Die dingen
zeiden als “Ik ga pas geld geven aan het buitenland als we hier
niet meer zoveel problemen hebben!” of vonden dat alles wat mis was
in hun leven de schuld was van “de buitenlanders”. Of juist
mensen die hun leven lang gemeen en onrechtvaardig waren maar
intussen wel dachten dat ze met een kleine donatie aan een goed doel
hun geweten konden sussen. Mensen die zichzelf altijd boven alle
anderen stelden en vonden dat hun manier de juiste was en alle
anderen ongelijk hadden.
Maar
daarmee, hoe begrijpelijk ook mijn gevoel, was ik onderdeel van de
negatieve spiraal. Ik haatte ze. Dus bracht ik haat in de wereld. We
zijn namelijk allemaal met elkaar verbonden, weet je. Wist je dat?
Elke
actie heeft een reactie. Het is een wet die we in de natuurkunde al
lang kennen. Als iemand iets negatiefs doet, heeft dat impact op alle
anderen. Als iemand iets positiefs doet ook. Het is alsof je een
steen gooit in een vijver, heb je dat wel eens gedaan? Zo’n grote
kei? Of zo’n mooie platte, de beste die je kon vinden? Natuurlijk
probeerde je om de steen te laten ketsen op het water, maar dat lukt
nu eenmaal bijna nooit en dan valt je mooie kei in het water. En dan
zie je golven, rimpels verschijnen, die zich uitbreiden, en
uitbreiden, en uitbreiden.
Op
een gegeven moment kun je de beweging niet meer zien, maar eigenlijk
gaat ‘ie nog steeds door. Die invloed hebben wij allemaal. Als je
glimlacht naar iemand op straat wordt iedereen die jou ziet daar iets
beter van. En één van die voorbijgangers glimlacht daarom misschien
wel weer naar iemand anders, en zo heb jij met je glimlach iets in
werking gezet dat veel groter is dan vier spieren in je gezicht die
zich samentrekken.
Zo
kun je, na al het huilen, al het verwerken en al het boos zijn ook de
mensen vergeven die je iets hebben aangedaan. De kinderen die je
pestten op de lagere school, de man die je op het perron voor de
trein zo onbeschoft opzij schoof dat je viel en je knie schaafde. En
de jongen die, in onbewustheid en haat, je grote liefde doodstak.
Niet omdat het niet meer erg is wat zij hebben gedaan, niet omdat je
er nooit meer verdrietig over zult zijn, maar omdat jij ervoor kiest
om onderdeel te zijn van de positieve spiraal. En dan wordt zo’n
keuze opeens veel makkelijker.
Wist
je dat het woord “erfzonde” verkeerd is vertaald vanuit de
oorspronkelijke Bijbel? De erfzonde, die ervoor zorgde dat Eva na het
eten van een appel, na een verleiding door een slang, opeens slecht
was en na haar wij allemaal.
Als
je het letterlijk vertaalt betekent het “onbewustheid”.
Onbewustheid! Wat een vergissing van de oorspronkelijke vertaler!
Want als je erover nadenkt klopt het. Bijna nooit doet iemand een
ander bewust pijn. Nee, mensen doen elkaar zo vaak pijn omdat ze zich
niet bewust zijn van wat ze doen. Ze snappen niet dat wat ze doen
verkeerd is. Ze kunnen dat misschien niet eens snappen. Ze zien niet
wat de ander nodig heeft en vaak ook niet wat ze zelf nodig hebben.
Het
helpt om met mededogen naar je eigen onbewustheid en die van anderen
te kijken. En zo de ander en vooral ook jezelf te vergeven.
Ik
moest eerst doodgaan voordat dat mij lukte. Vergeven. De laatste
negen jaren van mijn leven bracht ik in bitterheid door. Ik vraag me
af hoeveel mensen ik in die jaren met mijn onbewustheid pijn heb
gedaan. Omdat ik niet zag hoeveel verdriet ik had. Niet zag hoe ik
verder moest komen. Niet zag hoe ik uit mijn haat en weer in de
positieve cirkel kon komen.
Maar
nu zie ik zo duidelijk! Oorlog, of die nou plaatsvindt tussen landen
of tussen mensen kent geen winnaars. Oorlog kent alleen verliezers.
Allen verliezen geliefden en kracht, en liefde. En iedereen komt er
beschadigd uit. Wie heeft er dan gewonnen?
Negativiteit
trekt negativiteit aan. Nog zo’n natuurkundige wet. Maar zouden we
het niet kunnen omdraaien? Want positiviteit trekt positiviteit aan.
Dat
is volgens mij wat Jezus bedoelde toen Hij zei “Als iemand je
slaat, draai hem dan de andere wang toe”. Natuurlijk bedoelde Hij
niet dat we maar over ons heen moeten laten lopen. Maar misschien wel
dat, als je altijd vanuit positiviteit reageert, de wereld de kans
heeft om te veranderen. En je niet meer op je wang geslagen wordt. Is
dat misschien wat liefde is?
Want
dat is namelijk waar de wereld van is opgebouwd, weet je: Liefde. Die
liefde die beschreven wordt in 1 Korinthe 13 en in zovele andere,
wijze, heilige geschriften. De Liefde die ons, als we vanuit die
Liefde zouden leven, zou bevrijden van alle conflicten. Die ons in
staat zou stellen onszelf echt, waarlijk lief te hebben. En ons
daardoor ook in staat zou stellen om elkaar echt, waarlijk lief te
hebben.
Dan
zouden we met z’n allen een belachelijk groot feest geven! Want we
zijn allemaal verschillend! Hoe heerlijk! Wat geweldig! En we zouden
leven in Liefde voor elkaar en respect voor elkaar, lerend van elkaar
en onze eigen mores toetsend aan elkaar, en onze verschillen zouden
niet langer een belemmering zijn maar juist een geweldige kans om
zelf, als het individu dat we zijn, een hele, gouden schakel in een
heel groot samenhangend geheel, te groeien.
Voor
mij is het nu tijd om verder te gaan. Ik kijk naar de mensen die ik
zo liefhad en hen die ik zo haatte met niets dan vrede, niets dan
liefde in mijn hart. En het is goed zo, want hoewel het zo jammer is
dat mijn leven ophield door een conflict tussen WIJ en ZIJ, was het
voor mij misschien wel precies wat ik nodig had om verder te groeien
als ziel. De ziel waarin ik nooit geloofde, maar aangezien ik nu
alleen nog maar de kern van mezelf ben, Ziel ben geworden, is het
misschien tijd voor mij, en wie weet ook wel voor jou, om te geloven
in wie we werkelijk zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Wat fijn dat je een bericht achterlaat :)