We lopen in de Lidl.
Buiten schijnt de zon blij. Het is lente-achtig, en druk. Mensen hebben haast, om waar te komen? Sommigen duwen, blijkbaar is het onbeleefd-dag vandaag. Ik zoek naar pinda's, naar blikken, naar worst. We laden het mandje vol onbekende producten. Ik gooi paracetamol en ibuprofen bovenop de gedroogde worsten en blikken met fruit en tonijn. Misschien toch iets enigszins gezonds voor ze, straks in de kou. We pakken tampons, tandpasta, zeep. Er trekt een rilling over mijn rug. Wat een gewicht.
We rijden naar het inzamelpunt met vuilniszakken vol warmte. Jassen, dekens. Sjaals, stevige schoenen. Spullen even snel ingezameld in de straat en eigen kasten. Er staan pijlen op de grond die ons wijzen naar mensen die het in ontvangst nemen. Ik stamel nog iets als veel succes. Wat kun je zeggen?
Want ik mag weer naar huis, naar mijn veilige plek, waar niemand bommen op gooit. Waar de kachel nog aan mag en eten in de koelkast staat, wat ik vers mag bereiden. De worsten niet, die gaan naar kou, naar conflict, naar gevecht.
Thuis moet ik ervan huilen, want God, wat vind ik het erg.
Karl Jenkins zei het het mooist: Better is peace, than always war.
Het is ook erg inderdaad. Wat boffen wij dan, dat we terug kunnen naar ons thuis.
BeantwoordenVerwijderen