vrijdag 25 november 2022

Achternagezeten in het park

 Ik loop na een drukke dag, nog net voordat het gaat schemeren, door het park. Zoals zo vaak. Aan het einde van het eerste vrij geïsoleerde pad komt een jongen op de fiets van links en iets in hoe hij me bekijkt bevalt me direct niet. Hij is een jonge man, begin twintig, denk ik, licht getint, bruine jas, lange bakkebaarden. Ik loop door, op de brug, en daar staat hij op zijn telefoon te kijken. Rechts van me is de moerasbrug. Die leidt naar redelijk rustige stukjes. Zal ik wel, zal ik niet? Ik besluit om de brug op te lopen en na tien meter te wachten zodat ik kan zien wat hij doet. Direct komt hij ook de brug op en fietst langs me heen. Ik kijk hem na, om te checken dat hij echt wegfietst. Gelukkig fietst hij inderdaad helemaal door en verdwijnt uit het zicht. 
Pfoe. 
Enigszins gerustgesteld loop ik verder, totdat ik hem aan het einde van de lange brug stil zie staan. 
Shit. Hij kijkt weer op zijn telefoon, maar intussen voel ik me echt niet meer prettig. Ik loop snel weer langs hem heen, verlaat de route die ik had gepland en ga snel maar kalm richting de houten speeltuin. Daar zijn vast andere mensen en daarmee veiligheid. Maar de jongen komt me achterna en spreekt me aan. 
"Meisje? Hoever is Harderwijk vanaf hier?"
Ik bedoel, wat ga je doen? Je kunt niet anders dan antwoorden, toch? Dus ik kijk hem even aan en geef antwoord.
"Nou, wel een eindje."
"Ja, want ik mag daar niet meer heen. Is de tijd van 16:38 juist?"
Intussen weet ik niet meer of hij nou oprecht enorm in de war is, of een bedreiging. Maar ik kan het risico niet lopen. 
"Ja, wel zo ongeveer." zeg ik. Echt no way dat ik mijn telefoon uit mijn zak ga halen op dit moment om het te checken. "Succes, he?"
Ik loop verder naar de speeltuin en ga linea recta naar het fietspad. Daar zijn zeker weten mensen, maar voordat ik het bereik komt hij weer keihard achter me aangefietst. 
"Is hier ook ergens een hotel in de buurt?" vraagt hij dit keer. Hij kijkt naar mij, weer met die blik, en dan om zich heen. Hij weet dat er mensen zijn, hier, en als hij kwaad in de zin had weet hij ook dat zijn kans verkeken is. 
"Ja, die kant op, richting het centrum." zeg ik, en vang de blik van een tegemoet komende vrouw op de fiets. De jongen fietst nu eindelijk weg, in de richting die ik heb gezegd. 

Ik loop gauw naar huis, maar ik blijf de hele weg controleren of hij niet weer achter me opduikt. 

Pfoe. 




2 opmerkingen:

  1. Jemig! Wat een enge situatie! Waarom kunnen we nou niet meer gewoon een avond wandeling maken zonder geëmmer!

    BeantwoordenVerwijderen

Wat fijn dat je een bericht achterlaat :)