maandag 23 juni 2014

Mijn Schrijfkunst: Love Makes The World Go Round

Ooit schreef ik een essay, voor een schrijfwedstrijd. De eerste en enige waaraan ik ooit meedeed!
Misschien vind je het leuk het te lezen :)

Draait de wereld door? Love makes the world go ‘round.



Het is nu zeven dagen geleden dat ik mijn lichaam, opengescheurd door de kogels, zag liggen in een van de kleine straatjes van Kabul. Zeven dagen geleden om twee voor drie ‘s middags stond ik naast een jeep, vol angst, vol van een enorm gevoel van machteloosheid. Mijn verwarring was zo groot dat ik me afvroeg waarom het opeens zo warm werd in mijn broek totdat ik me besefte dat ik in mijn broek stond te plassen.
Het was mijn laatste gedachte als mens. “Ik sta midden op straat in mijn broek te plassen!”. En ondanks alles was ik vol van schaamte, een gêne zo vergroeid met je mens-zijn dat dat dan belangrijker is dan het acute gevaar waarin je je bevindt.
Het volgende moment voelde ik een grote zware klap als een hamer die met alle macht, alleen dan zonder de pijn die ik verwachtte, op mijn schouder neerkwam. En nog een in mijn buik. En nog een in mijn been. De laatste klap boorde zich diep in mijn borst.
En toen voelde ik plotseling helemaal niets meer.
Ik bevond me opeens ver, ver boven de scène waar ik net nog middenin zat. En ik keek ernaar terwijl ik er geen onderdeel meer van was. Een hoop geschreeuw, chaos en angst. Volwassenen en kinderen die wegrenden en zich verschuilden achter kapotgeschoten auto’s en lage muurtjes, achter bomen die te iel waren om echt bescherming te bieden, en achter elkaar.
En mijn lichaam. Mijn jonge lichaam, dood op straat.

Ik weet nog goed hoe ik als kind in de kerk zat te luisteren naar de dominee. Een dominee die ik een zeer, zeer enge en gevaarlijke man vond. Dat bleek later ook wel waar toen uitkwam wat hij met de jongetjes had gedaan die naar die extra bijbelles mochten komen op zondagmiddag. Overigens bleek toen ook, vooral door het uitblijven van enige repercussie anders dan het niet meer mogen prediken in onze parochie, hoe eng en gevaarlijk die bewuste kerk was.
Ik was als kind heel bang voor God. Als het onweerde lag ik te bibberen in bed, omdat dat harde geluid, onuitgelegd door ouders niet gehinderd door enig begrip voor een kind, vast betekende dat Hij eraan kwam! Om te oordelen over de levenden en de doden! En ik was slecht, in en in slecht omdat mijn ouders door de erfzonde slecht waren en hun ouders voor hen ook. Dus ik was ook slecht geboren. Ik wist wel waar ik naartoe zou gaan op de dag dat Hij zou komen oordelen. De hel.
Jaren later, als intelligente puber, begon ik in te zien dat de wereld niet zo’n enge plaats was als ik tot dan toe had gedacht, en ik keek op een andere manier naar de hemel. Een prachtige hemel, die grote expansie van blauw of grijs, van zwart, paars, roze tot haast zilverachtig, die geen dreiging in zich hield. Ik leerde over de sterrenstelsels, hield me bezig met ratio en wetenschap. Langzamerhand groeide in mij de overtuiging dat er helemaal geen God bestond. Geen duivel bestond. Goed en kwaad, dualiteit, ja, misschien. Maar dan wel in de mensen en niet in een kracht buiten hen. En ik raakte er van overtuigd dat “dood” ook echt dood betekende. Niets dies irae dies illa, geen donder en geen vreselijkheden, ook geen hemel, geen licht, geen engelen, gewoon niks. Dood.

Ha. The joke is on me.... want hier ben ik. Nou ja, “ben” is misschien niet het goede woord, maar een beter heb ik ook niet. Ik ben hier en ik kijk naar mijn leven en naar al die dingen waar ik zo hard over oordeelde. En alle dingen die ik zo liefhad. Waar ik zoveel passie voor voelde. Waarvan ik vond dat ze de juiste dingen waren.

Ik begon met schrijven, echt serieus schrijven toen ik op de middelbare school zat. Ik wist intussen allang dat ik meisjes leuker vond dan jongens. Nou ja, eigenlijk wist ik dat er echt geen enkele kans was dat ik ooit met een jongen naar bed zou gaan, behalve als er een grote poster van Jenifer Aniston op het plafond geplakt zat. In de streng gelovige gemeente waarin ik gedwongen was te bestaan was het natuurlijk geen optie om hier eerlijk over te zijn.
Mijn redding was mijn homoseksuele beste vriend, Bas, die in hetzelfde schuitje zat. De enige keer dat hij met een meisje op date ging liet hij zichzelf struikelen over een hoge stoep en verstuikte zo zeer oprecht zijn enkel. Kun je nagaan hoeveel hij ervoor over had om haar maar geen afscheidszoen te hoeven geven! Eigenlijk kun je wel stellen dat wij elkaars redding waren. Omdat wij altijd samen waren hoefden we allebei geen lastige vragen te beantwoorden over ons liefdesleven. Allen om ons heen gingen er vanuit dat wij bij elkaar hoorden. Jarenlang hadden we platonische verkering, kwamen bij elkaar thuis en kletsten urenlang over op wie we eigenlijk, stiekem, verliefd waren.
Samen schreven we de schoolkrant. Er zaten natuurlijk nog wel wat medeleerlingen in het team, maar wij waren de enigen die echt konden schrijven. We waren voor het eerst enigszins gelukkig.
Toen kwam de dag dat ik echt verliefd werd. Zo verliefd. Ze heette Rebecca en ze ontmaagdde me. Mijn ogen gingen open: wat een prachtige wereld was het met haar aan mijn zijde! Samen konden we de wereld aan!
Natuurlijk duurde het niet lang voordat we betrapt werden.
Er werd me een simpele keuze gesteld. Ik koos natuurlijk voor haar, verliet mijn ouderlijk huis en vond eindelijk de vrijheid die ik zo lang had gezocht en gewenst. Ik bloeide open als een rozenknop die jarenlang onder de sneeuw heeft moeten leven en nu zich wentelt in de eerste warme gouden zonnestralen. Die zon voor mij was Rebecca.
Ik was zeventien jaar oud en ik ging journalistiek studeren. Dat bleek een beslissing die mij over de hele wereld zou brengen en mij de grootste narigheid in de wereld zou laten zien. Het was ook die beslissing die mij uiteindelijk op mijn drieëndertigste liet sterven.

Het blijkt dus nu dat je, als je eenmaal hier bent, als je eenmaal enigszins hersteld bent van de schok van het zien van je lijf, je gezicht, het DNA waarvan je dacht dat dat jij was, als je eenmaal alleen nog maar de essentie bent van jezelf, los van beperkingen, los van lijf, dat je dan alles kunt zien. Van de eerste beschavingen tot nu, van de kruistochten tot de oorlog in Afghanistan. En dus schrijf ik het op. Schrijven is namelijk mijn medium. Altijd al geweest. Op papier vond ik als jonge tiener, gevangen in een vijandige gemeenschap waarin ik nooit mocht zijn wie ik was, mijn stem. De stem die ik niet durfde gebruiken op andere plaatsen. Ik geloofde niet in mediums maar wel in media: ik hield van papier. Van een krant die tastbaar is en bestaat en op tafel ligt. Iets anders dan schrijven kende en kon ik niet.

Zo zie ik nu, anders dan ik mijn hele leven heb gezien: De Kerk. De Heilige Katholieke Kerk, de Protestante Kerk in al haar vormen, en alle andere kerken en heilige gebouwen die een mens kan bedenken en bouwen.
Al die kerken onderling vinden van elkaar dat ze het mis hebben. WIJ hebben gelijk! ZIJ hebben ongelijk! En ik dacht rustig mee: de Kerk had ongelijk en ik gelijk.
Grappig genoeg, als je goed naar al die verhalen kijkt en luistert komt er eigelijk een hele hoop overeen. Over het algemeen is er een mannelijke God, en meestal ook een vrouwelijke kant van die God. Sommigen noemen die dan een aparte God, zoals Tara of Parvati, anderen noemen die kant bijvoorbeeld Maria. Of Moedergodin. In alle geloven zijn een hele hoop normen en waarden opgenomen. Normen en waarden die, als je ernaar leeft, ervoor zorgen dat een maatschappij in zijn geheel werkt en prettig leefbaar is.

Iets anders hebben deze geloven ook gemeen, en dat is dat ze allemaal, stuk voor stuk, interpretabel zijn en dus ook soms misbruikt worden door mensen die alleen hun eigen standpunt erin willen zien. Hele oorlogen zijn er gevoerd om religie. Zelfs een lange en bloederige oorlog in Ierland: nota bene tussen Katholieken en Protestanten! Die geloven zelfs in dezelfde God, in dezelfde Bijbel, hetzelfde Oude en Nieuwe Testament! Ik snap dat, zelfs nu ik alles kan zien, niet. Behalve dan dat het volgens mij weinig met geloof te maken heeft, want voor zover ik weet geldt het gebod “Gij zult niet doden” voor allebei die partijen. Volgens mij heeft het veeleer met Wij tegen Zij te maken. WIJ hebben gelijk, ZIJ hebben ongelijk. En ik deed lustig mee.

Toen ik een jaar of tien was ging ik mee met een concertreis van ons schoolkoor. Niet dat ik ook maar enigszins talent had voor zingen, ik geloof dat ik zelfs een keer perongeluk een hele groep toeristen heb weggejaagd uit ons dorp omdat ik mijn slaapkamerraam had open laten staan terwijl ik voor de spiegel, haarborstel in de hand, mee blèrde met “I will survive!!”. Dat is trouwens nu wel enigzins ironisch als ik er zo op terugkijk.
Maar goed, ik was ondanks dat lid geworden van het schoolkoor en we reden met een grote bus naar Maastricht, waar we een concert zouden geven in de open lucht. Dit laatste vast bedacht door de leidinghebbenden: zo hadden we in ieder geval wat publiek, al was het dan misschien publiek tegen wil en dank.
Terwijl we op een pleintje stonden te oefenen bleek er soort optocht aan de gang te zijn, waarbij alle gouden voorwerpen en andere kostbaarheden van de kerk werden rondgedragen om ze te tonen aan alle mensen die daar normaal gesproken geen toegang tot hebben.
Ik vond het vreselijk! Al dat goud en zilver, kostbaarheden die maar ergens liggen te liggen in een kluis in een kerk. Ik vond meteen dat het vast veel beter zou zijn om de monetair waardevolle voorwerpen te verkopen en dat geld aan mensen die minder goed af waren te geven! En dan alleen de dingen te behouden die een echt spirituele en Godsdienstige waarde hadden. Zo ging het al vrij jong mis tussen mij en de kerk.
Wat ik alleen niet doorhad is dat dat natuurlijk niet de schuld was van God. Het was namelijk niet God die die dingen droeg, maar de mensen. Langzaam begin ik me af te vragen of veel van de mensen die ik in de kerk zag eigenlijk wel in God geloofden, of dat ze misschien veeleer in het verhaal geloofden. In de Kerk geloofden. In de dominee geloofden, die op zijn beurt ook weer geloofde in de dominee die hem had lesgegeven.

Rebecca was Katholiek en dat ook nog met veel passie. Ze was vaak in de kerk, voelde zich daar erg prettig. Wel hield ze altijd haar mond bij de regel in de geloofsbelijdenis “Ik geloof in de heilige Katholieke kerk”. Dat deed ze namelijk niet, ze geloofde in God! En ze probeerde te leven volgens wat ze geloofde. Ze omringde zich met die priesters en paters die echt vanuit God leefden, en die iedereen accepteerden zoals ze waren. En zij accepteerden haar homoseksualiteit zonder haar te veroordelen. Oordelen is namelijk niet aan ons, zeiden zij. Oordelen over anderen is ongelooflijk makkelijk, maar niet oordelen vele malen waardevoller. De mensen om je heen accepteren, precies zoals ze zijn, en hoe je zelf ook geaccepteerd wilt worden is niet alleen een kunst maar ook een prachtige manier van leven.

Ik vond haar mooi, zo mooi. Ik hield van haar en ik vond dat ze een ongelooflijk mooi lijf had en een ongelooflijk mooie binnenkant. Ik weet wel dat dat laatste er vooral toe deed hoor, en dat vond ik ook heus het belangrijkste, maar intussen vond ik het ook niet vervelend dat ze zulke prachtige borsten had, en vooral dat ik aan die borsten mocht zitten! Dat ik haar mocht strelen en kussen, dat ik haar mocht beminnen en zij mij. Ze was zo iemand die je meteen graag mag, iemand die zoveel prettigheid uitstraalt dat je daar alleen maar bij in de buurt wilt zijn, en dat mocht ik! Jarenlang mocht ik dat. Hoewel ik er natuurlijk lang niet genoeg was, ik was namelijk altijd op reis, verslagen makend van de ene gruwelijke gebeurtenis na de andere. Maar als ik dan thuis kwam was zij er altijd, accepterend, luisterend, liefhebbend. Ze was het beste dat me ooit is overkomen.

In april 2001 vierden we feest: het homohuwelijk, waarop we zo lang hadden gehoopt, werd eindelijk ingevoerd. Eindelijk werden wij als gelijkwaardig gezien aan de heteroseksuele stellen en hadden wij dezelfde rechten en plichten. Door het dolle heen waren we! We trokken een paar dagen nadat de wet was ingevoerd naar een kroeg in de stad met een hele groep vrienden. Mensen die zich aan haar hadden verbonden, die naar haar toe trokken als prachtig gekleurde motten naar een enkele kaars in de nacht.
We vormden met zijn allen, zoals elke week als we op onze vaste stapavond samenkwamen, een bont gezelschap. Heterogeen zou je het kunnen noemen, of heterowel misschien, want evenzovele van onze vrienden waren heteroseksueel.
Er waren blanke mensen, zwarte mensen, Aziatische mensen, er waren Nederlanders, Indiërs, Marokkanen, Turken, mensen van elk geloof dat je kunt bedenken.
En al deze mensen hielden van elkaar, respecteerden elkaars mening en levensvisie, sterker nog, we hadden zeer interessante gesprekken waarin we ons scherpten aan elkaar. We waren allemaal beter af omdat we elkaar kenden.

Die avond, toen we terugliepen naar de trein, werd Rebecca doodgestoken. Door een groepje jongeren die ons hadden horen praten en die haar haatten om wie ze was, om alles waar ze voor stond. Ze waren ook door het dolle heen over datzelfde homohuwelijk, maar dan op een andere manier. Waar wij respect vierden en saamhorigheid, zagen zij alleen bedreiging. Zij waren WIJ, wij waren ZIJ. En ZIJ hadden het fout. Dus moest zij dood.

Ik stortte me op mijn werk en ik stortte me op mijn haat. Ik haatte de mensen die in hun bekrompen wereldje leefden. Ik haatte de kortzichtige mensen die niet verder konden kijken dan hun eigen straat, hun eigen land, hun eigen sores. Die onverdraagzaam waren. Die zich niet bekommerden om wie dan ook behalve zichzelf. Die dingen zeiden als “Ik ga pas geld geven aan het buitenland als we hier niet meer zoveel problemen hebben!” of vonden dat alles wat mis was in hun leven de schuld was van “de buitenlanders”. Of juist mensen die hun leven lang gemeen en onrechtvaardig waren maar intussen wel dachten dat ze met een kleine donatie aan een goed doel hun geweten konden sussen. Mensen die zichzelf altijd boven alle anderen stelden en vonden dat hun manier de juiste was en alle anderen ongelijk hadden.
Maar daarmee, hoe begrijpelijk ook mijn gevoel, was ik onderdeel van de negatieve spiraal. Ik haatte ze. Dus bracht ik haat in de wereld. We zijn namelijk allemaal met elkaar verbonden, weet je. Wist je dat?
Elke actie heeft een reactie. Het is een wet die we in de natuurkunde al lang kennen. Als iemand iets negatiefs doet, heeft dat impact op alle anderen. Als iemand iets positiefs doet ook. Het is alsof je een steen gooit in een vijver, heb je dat wel eens gedaan? Zo’n grote kei? Of zo’n mooie platte, de beste die je kon vinden? Natuurlijk probeerde je om de steen te laten ketsen op het water, maar dat lukt nu eenmaal bijna nooit en dan valt je mooie kei in het water. En dan zie je golven, rimpels verschijnen, die zich uitbreiden, en uitbreiden, en uitbreiden.
Op een gegeven moment kun je de beweging niet meer zien, maar eigenlijk gaat ‘ie nog steeds door. Die invloed hebben wij allemaal. Als je glimlacht naar iemand op straat wordt iedereen die jou ziet daar iets beter van. En één van die voorbijgangers glimlacht daarom misschien wel weer naar iemand anders, en zo heb jij met je glimlach iets in werking gezet dat veel groter is dan vier spieren in je gezicht die zich samentrekken.

Zo kun je, na al het huilen, al het verwerken en al het boos zijn ook de mensen vergeven die je iets hebben aangedaan. De kinderen die je pestten op de lagere school, de man die je op het perron voor de trein zo onbeschoft opzij schoof dat je viel en je knie schaafde. En de jongen die, in onbewustheid en haat, je grote liefde doodstak. Niet omdat het niet meer erg is wat zij hebben gedaan, niet omdat je er nooit meer verdrietig over zult zijn, maar omdat jij ervoor kiest om onderdeel te zijn van de positieve spiraal. En dan wordt zo’n keuze opeens veel makkelijker.

Wist je dat het woord “erfzonde” verkeerd is vertaald vanuit de oorspronkelijke Bijbel? De erfzonde, die ervoor zorgde dat Eva na het eten van een appel, na een verleiding door een slang, opeens slecht was en na haar wij allemaal.
Als je het letterlijk vertaalt betekent het “onbewustheid”. Onbewustheid! Wat een vergissing van de oorspronkelijke vertaler! Want als je erover nadenkt klopt het. Bijna nooit doet iemand een ander bewust pijn. Nee, mensen doen elkaar zo vaak pijn omdat ze zich niet bewust zijn van wat ze doen. Ze snappen niet dat wat ze doen verkeerd is. Ze kunnen dat misschien niet eens snappen. Ze zien niet wat de ander nodig heeft en vaak ook niet wat ze zelf nodig hebben.
Het helpt om met mededogen naar je eigen onbewustheid en die van anderen te kijken. En zo de ander en vooral ook jezelf te vergeven.

Ik moest eerst doodgaan voordat dat mij lukte. Vergeven. De laatste negen jaren van mijn leven bracht ik in bitterheid door. Ik vraag me af hoeveel mensen ik in die jaren met mijn onbewustheid pijn heb gedaan. Omdat ik niet zag hoeveel verdriet ik had. Niet zag hoe ik verder moest komen. Niet zag hoe ik uit mijn haat en weer in de positieve cirkel kon komen.

Maar nu zie ik zo duidelijk! Oorlog, of die nou plaatsvindt tussen landen of tussen mensen kent geen winnaars. Oorlog kent alleen verliezers. Allen verliezen geliefden en kracht, en liefde. En iedereen komt er beschadigd uit. Wie heeft er dan gewonnen?
Negativiteit trekt negativiteit aan. Nog zo’n natuurkundige wet. Maar zouden we het niet kunnen omdraaien? Want positiviteit trekt positiviteit aan.
Dat is volgens mij wat Jezus bedoelde toen Hij zei “Als iemand je slaat, draai hem dan de andere wang toe”. Natuurlijk bedoelde Hij niet dat we maar over ons heen moeten laten lopen. Maar misschien wel dat, als je altijd vanuit positiviteit reageert, de wereld de kans heeft om te veranderen. En je niet meer op je wang geslagen wordt. Is dat misschien wat liefde is?
Want dat is namelijk waar de wereld van is opgebouwd, weet je: Liefde. Die liefde die beschreven wordt in 1 Korinthe 13 en in zovele andere, wijze, heilige geschriften. De Liefde die ons, als we vanuit die Liefde zouden leven, zou bevrijden van alle conflicten. Die ons in staat zou stellen onszelf echt, waarlijk lief te hebben. En ons daardoor ook in staat zou stellen om elkaar echt, waarlijk lief te hebben.
Dan zouden we met z’n allen een belachelijk groot feest geven! Want we zijn allemaal verschillend! Hoe heerlijk! Wat geweldig! En we zouden leven in Liefde voor elkaar en respect voor elkaar, lerend van elkaar en onze eigen mores toetsend aan elkaar, en onze verschillen zouden niet langer een belemmering zijn maar juist een geweldige kans om zelf, als het individu dat we zijn, een hele, gouden schakel in een heel groot samenhangend geheel, te groeien.


Voor mij is het nu tijd om verder te gaan. Ik kijk naar de mensen die ik zo liefhad en hen die ik zo haatte met niets dan vrede, niets dan liefde in mijn hart. En het is goed zo, want hoewel het zo jammer is dat mijn leven ophield door een conflict tussen WIJ en ZIJ, was het voor mij misschien wel precies wat ik nodig had om verder te groeien als ziel. De ziel waarin ik nooit geloofde, maar aangezien ik nu alleen nog maar de kern van mezelf ben, Ziel ben geworden, is het misschien tijd voor mij, en wie weet ook wel voor jou, om te geloven in wie we werkelijk zijn.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Wat fijn dat je een bericht achterlaat :)